Namenspel
Maak twee rijen in de klas en zorg ervoor dat iedereen tegenover iemand staat. Ieder kind krijgt een nummer. De kinderen tegenover elkaar hebben dezelfde nummers. (In een klas van 28 kinderen heb je dus 14 nummers). De leerkracht staat in het midden van de rijen en noemt een nummer op. Bijvoorbeeld 10. De twee leerlingen die nummer 10 zijn mogen naar voren stappen. Nu noem ik een letter. Bijvoorbeeld de A. De leerlingen zeggen dan zo snel mogelijk Mijn naam is…(naam met een A) en ik ben een…(dier met een A). Wie dit als snelst zegt krijgt een punt. Let op dat je als leerkracht niet te moeilijke letters noem (geen c, f, g, q, u, x en y).
Tip!
Oneven aantal? Dan is er een drietal.
Is het moeilijk? Noem dan alleen een naam op.